Hoeveelheden aan boord gehouden vangsten tot 50 kg per reis hoeven volgens EU-regelgeving niet in het logboek genoteerd te worden. Tot nu toe boekte Nederland deze hoeveelheden ook niet van het quotum af. Met ingang van 1 januari 2019 is deze regel gewijzigd.
Nederland is er vanuit Brussel op gewezen dat hoeveelheden kleiner dan 50 kg wel van het quotum afgetrokken moeten worden. Deze vangsten moeten bij de soorten tong, schol, kabeljauw en wijting dus van het individuele contingent of bijvangstaandeel afgetrokken worden. Het was al verplicht om in de definitieve vangstopgave van alle vangsten (ook kleiner dan 50 kg) op te nemen, maar nu worden ook deze kleine vangsten van het quotum afgeboekt.
Omdat voor niet-contingenthouders een overgangsperiode van 2 jaar wordt toegestaan, heeft LNV/RVO voor de genoemde 4 soorten een aparte pot gevormd waarop kleine vangsten van deze groep vissers afgeboekt worden.
VisNed heeft inmiddels bij RVO bezwaar gemaakt tegen deze regeling, die in feite ten laste komt van contingenthouders. Volgens VisNed is de enige juiste oplossing dat deze groep vissers zelf vangstrechten verwerft en lid wordt van een PO om eventueel vis te huren, deelnemers in een groepscontingent moeten dat immers ook.
Gevolgen voor rog
De wijziging in de 50 kg-regel heeft ook gevolgen voor de vangstmogelijkheden van rog. Tot nu toe was er de mogelijkheid voor rogsoorten om minder dan 50kg aan te voeren zonder dat dit ten laste van het rogquotum kwam. Nu alle rogaanvoer van het quotum afgeboekt wordt, is de PO-maatregel gewijzigd en is deze in verband met het krappe quotum op maximaal 160 kg per visreis gezet.