Rijkswaterstaat start een proef om gericht op bodemvuil te vissen, dat achter is gebleven na het eerdere (grove) bergingswerk gekoppeld aan de ramp met de MSC ZOE. Bergingsschepen zijn eerder ingezet om groot afval te lokaliseren en te bergen, nu wil Rijkswaterstaat het kleine afval gaan opvissen met zowel een bergingsschip als een vissersschip.
Er wordt gestart met een kleinschalige proef voor de duur van twee tot drie weken. De LO 28 van Frits van Dellen is door Rijkswaterstaat ingehuurd en gaat deze week beginnen met proefvissen. Voor Rijkswaterstaat was deze keuze logisch omdat ze al eerder ervaring met de LO 28 hebben opgedaan toen het als stand-by schip werd ingezet.
Voorafgaand aan de pilot is het gebied met speciale sonarapparatuur in kaart gebracht en aan de hand daarvan is een route uitgestippeld waar de LO 28 zich op zal richten. Van iedere vangst wordt een nauwkeurige registratie bijgehouden. Een waarnemer van Wageningen Marine Research (WMR) zal hier in eerste instantie zorg voor dragen.
Met het uitvoeren van de proef wordt onderzocht of vissersvaartuigen succesvol ingezet kunnen worden voor bergingswerkzaamheden op zee. De pilot zal worden geƫvalueerd waarbij een belangrijk aandachtspunt is dat de opbrengsten en de inspanningen in een goede verhouding tot elkaar staan. Op basis van het resultaat van de pilot kan het zijn dat meerdere vissersschepen ingezet worden voor het vuilvissen, maar het kan ook betekenen dat er geen vervolg aan het vuilvissen wordt gegeven.