Tijdens de vorige week in Londen gehouden vergadering van het Uitvoerend Comité van de Noordzee-adviesraad heeft de Europese Commissie voor verwarring gezorgd door de verrassende aankondiging te doen dat Britse belanghebbenden vanaf maart 2019 het lidmaatschap van de adviesraden zal worden ontzegd. Dat blijkt echter wat te kort door de bocht.
Consternatie, dat is toch wel het juiste woord toen tijdens de bespreking van de gevolgen van de Brexit voor de Adviesraden de vertegenwoordiger van de Commissie meedeelde dat, naast het tijdig verplaatsen van de zetel vanuit het schotse Aberdeen naar één van de 27 EU-lidstaten, de Engelse en Schotse leden na maart 2019 geen lid meer kunnen zijn, maar alleen observers – waarnemers de vergaderingen mogen bijwonen. Dit betekent ook dat Britse leden geen functies meer kunnen bekleden zoals het voorzitterschap van werkgroepen en ook geen recht meer hebben op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten.
Dit alles zou een dikke streep zetten onder een soepele overgang waar alle leden van de Adviesraden naar streven. Immers na de Brexit zijn we nog steeds gezamenlijk actief op de Noordzee en gelden er afspraken over het beheer van visbestanden en het ecosysteem die in gezamenlijkheid genomen en uitgevoerd moeten worden. Dit zal op lidstaten-niveau moeten, maar dit betekent ook dat er een constructie bedacht moet worden waarbij de Engelsen en Schotten actief betrokken blijven bij het werk van de Adviesraden.
De houding van de Commissie roept vragen op over het toekomstige doel van Adviesraden zonder de betrokkenheid van derde landen zoals het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen. In de Noordzee zal na maart 2019 slechts ongeveer 1/5 van het zeegebied onder EU-jurisdictie blijven, hoewel de EU-wetgeving tijdens de overgang van toepassing blijft. En ook na afloop van de transitieperiode moeten we blijven samenwerken. Deze harde opstelling van Europese Commissie zal de noodzakelijke samenwerking geen goed doen. Daarom werd vanuit alle geledingen in het Uitvoerend Comité (visserijsectoren, andere groeperingen, Brexiters en Blijvers) aangedrongen op een meer constructieve opstelling.
Door de Adviesraden was tot nu toe aangenomen dat tijdens de transitieperiode van 2 jaar volgend op maart 2019 zoveel mogelijk zaken “business as usual” zouden blijven. Ook visserijzaken. Uit contacten die VisNed deze week in Brussel had bleek dat de vertegenwoordiger van de Commissie vorige week toch wel wat te hard van stapel was gelopen. Inderdaad moet de zetel van de Noordzee-advies voor maart 2019 verplaatst worden maar voor de rest kunnen we de transitie periode tot eind 2020 gebruiken om goede afspraken te maken voor de periode daarna.
Na de consternatie terug naar de inhoud:
Uiteraard werden er tijdens de vergadering van het Uitvoerend Comité en de volgende dag tijdens de Jaarvergadering diverse inhoudelijke zaken besproken:
In het zuiden is veel te winnen
Het document van de Europese Commissie voor de Visserijmogelijkheden 2019 werd gepresenteerd. In dit document geeft de Commissie een vrij gedetailleerde opsomming van de ontwikkelingen van de vloten en de visbestanden. Zo werd aangegeven dat in de Noordoostelijke wateren de toestand van visbestanden zich verder positief ontwikkelt, inmiddels worden 53 belangrijke bestanden beheerd volgens Fmsy. De omvang van de paaibestanden van deze stocks liggen maar liefst 40 % hoger dan in 2003.
In de Middellandse zee is de situatie duidelijk anders, sinds 2003 is er eigenlijk geen enkele verbetering waargenomen en worden bijna alle bestanden (zwaar) overbevist. VisNed vindt het onderhand belangrijk dat NGO’s hun “werkterrein” zouden moeten verleggen naar Zuidelijker oorden, daar is nog veel te winnen.
EMFF
Verder was er vanuit de Europese Commissie een eerste presentatie over het nieuwe EMFF-fonds voor de periode 2021 – 2027 waar in totaal een bedrag van € 6,1 miljard beschikbaar komt. Met de invulling van de prioriteiten kan binnenkort begonnen worden.
Over de zomer heen
Het dossier Technische Maatregelen dreigt op een fiasco uit te draaien. Het begint er steeds meer op te lijken dat de partijen die met elkaar overleggen in de trilogen meer belang hebben bij het kost wat kost bereiken van een compromis dan het opstellen van werkbare regels. Inmiddels is duidelijk dat de trilogen voor 1 juli geen resultaat zullen opleveren en dat na de vakanties de onderhandelingen door zullen gaan. Dit geeft de Noordzee-adviesraad de mogelijkheid om tijdens de aanstaande vergadering van de Demersale Werkgroep met Norman Graham, de expert van de Europese Commissie, te overleggen.
Joint Recommandation Aanlandplicht: geen plan B
Uiteraard werd er veel tijd ingeruimd voor het bespreken van de ontwikkelingen rond de aanlandplicht waarvoor van de Scheveningengroep Herman Pott van het Duitse voorzitterschap was aangeschoven. Duidelijk werd dat alles ingezet wordt op de Joint Recommandation zoals eind mei door de Scheveningengroep is vastgesteld om met ingang van 2019 tijdelijke uitzonderingen op basis van hoge overleving voor tong (met Belgisch paneel), schol, tarbot, rog en Noorse kreeft en een de minimis voor de garnalenvisserij.
De Joint Recommandation ligt nu bij het economisch wetenschappelijk adviesorgaan van de Commissie dat in juli met een advies hierover zal komen. Alles is hierop gericht want uit de discussie bleek dat er geen plan B beschikbaar is.
De Noordzee-adviesraad werkt hard aan een tussentijds schriftelijk advies over de aanlandplicht waarin een opsomming gegeven wordt van zaken die nog steeds spelen.