Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft een voorstel gedaan tot wijziging van de Visserijwet 1963 om de bestuurlijke boete te introduceren. Op dit voorstel, dat ter consultatie voorlag, is een visserij-brede reactie gegeven.
Wanneer de overheid regels maakt of voorschriften opstelt, wordt elke burger geacht zich daaraan te houden. Wanneer dat niet gebeurt heeft de overheid onder andere de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
Daarvoor moet de overheid wel wettelijk regelen dat zij die bevoegdheid heeft en daarom dit voorstel tot wijziging van de Visserijwet 1963. Een bestuurlijke boete kan zonder tussenkomst van het Openbaar Ministerie worden opgelegd. Het moet dan wel om kleine en eenvoudig vast te stellen overtredingen gaan.
De kritiek die de visserij op dit voorstel heeft is kortweg dat het voorstel te algemeen geformuleerd is en geen rekening houdt met de diversiteit van de visserijsector en de complexiteit van de visserijregelgeving. Het voorstel maakt ook niet helder waarom de introductie van een bestuurlijke boete gewenst is. Verder lijkt het voorstel geen rekening te houden met de ontwikkeling van privaat toezicht in de garnalenvisserij.
De reactie op de consultatie is visserijbreed ondersteund door de Redersvereniging voor de Zeevisserij, VisNed, NVB, PO Rousant, St. Visserij & Natuur, Vereniging netVISwerk en Vissersverenigingen Hulp in Nood en Ons Belang. Zo is er een extra sterk signaal afgegeven richting het ministerie van LNV om de inbreng serieus mee te nemen.
Dit zou kunnen en moeten leiden tot aanpassing van het huidige wetsvoorstel. Het is voor nu dus afwachten en nog onduidelijk welke punten van kritiek tot aanpassing van het wetsvoorstel leiden en hoe het uiteindelijke wetsvoorstel er dan uit komt te zien.
De reactie van de visserij op de consulatie en het (eventueel) aangepaste voorstel worden vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan de ministerraad. Wanneer de ministerraad akkoord geeft op het wetsvoorstel, wordt het ter goedkeuring voorgelegd aan respectievelijk de Tweede en Eerste Kamer. Welke termijn hiervoor genomen wordt is nu nog niet duidelijk.