Deze week vond in het hoofdkantoor van ICES in Kopenhagen een bijeenkomst plaats waarin voor tong in verschillende gebieden (waaronder Noordzee-tong) en tarbot in het Skagerrak een benchmark plaats vond. Omdat Noordzee tong en tarbot op het programma stonden was Geert Meun namens de Noordzee-adviesraad afgevaardigd. Het is enorm belangrijk dat dit proces nauwgezet wordt gevolgd om waar nodig input te leveren. Ook hier gaat het om duurzaam beheer en dus de toekomst van de visserij.
In een benchmark, die doorgaans één keer in de 5 jaar plaatsvindt, wordt een toestandsbeoordeling van een visbestand onder de loep genomen waarbij alle beschikbare (nieuwe) informatie wordt beoordeeld met als bedoeling de wetenschappelijke toestandsbeoordeling van het bestand te verbeteren. Om zo nauwkeurig mogelijk te zijn, wordt de informatie door middel van het draaien van verschillende modellen getoetst.
Kennisuitwisseling
Voor een benchmark komen biologen van nationale instituten naar Kopenhagen om deze informatie met elkaar te delen en hierover te discussiëren. Voor de Noordzee-tong waren vanuit Nederland aanwezig Nathalie Steins en Iago Mosqueira. Iago Mosqueira is een wetenschapper die zijn sporen verdient heeft in het onderzoek naar tonijnbestanden. Ook heeft hij meegeholpen aan het ontwikkelen van modellen, kortom in een dergelijk proces als van een benchmark een deskundige.
Skagerrak-tarbot werd door Deense wetenschappers gedaan. Bij een benchmark zijn ook onafhankelijke wetenschappers van buiten ICES betrokken die hun opinie geven over de voorgestelde aanpak en de ingediende informatie. Aan deze benchmark werd daarom leiding gegeven door een wetenschapper uit de Verenigde Staten van Amerika.
Sinds een aantal jaren mogen vertegenwoordigers van de visserijsector als observer de bijeenkomsten bijwonen wat bijna altijd leidt tot een goede uitwisseling van kennis tussen de wetenschappers en sectorvertegenwoordigers. Voor dit soort bijeenkomsten geldt dat de vertegenwoordiger van de sector kennis mag nemen van alle presentaties en documenten en volop mag deelnemen in de beraadslagen, maar dat er geen inhoudelijke informatie naar buiten gebracht mag worden totdat het rapport voor publicatie beschikbaar komt.
Tongbestanden
Hoewel in deze benchmark ook de tongbestanden in 7d (Oostelijk Engels Kanaal), 7fg (Bristol Kanaal – Keltische zee) en 7hjk (Zuidwest Ierland) behandeld werden, stuk voor stuk van belang voor met name België, ging onze meeste belangstelling natuurlijk uit naar de wetenschappelijke beoordeling van Noordzee-tong. Bij Noordzee-tong wordt niet alleen gebruik gemaakt van de bij ons bekende BTS-survey met de Tridens maar nu ook van een Belgische en Duitse survey. Hierdoor ontstaat een volledige dekking van het verspreidingsgebied van tong.
Wetenschappers vragen zich wel af waarom met name de afgelopen 3 jaar het tongquotum substantieel wordt onderbenut. De runs die gedraaid werden zorgden voor toch wel serieuze aanpassingen in de toestandsbeoordeling. Daarom wordt in het nieuwe assessment de visserijsterfte hoger ingeschat en het paaibestand lager maar in hoeverre dat uiteindelijk leidt tot een gewijzigde toestandsbeoordeling valt te bezien want in deze benchmark werd alleen gewerkt met de data tot en met 2018 en dus niet met de informatie van de heel sterke jaarklasse die in 2019 is waargenomen als 1-jarige en eind dit jaar in de vang moet komen.
Zowel in het voorgesprek als tijdens de benchmark zelf hebben wij vragen gesteld over het hoge aantal discards in de toestandsbeoordeling voor tong. Uit de analyse blijkt dat er zelfs sprake zou zijn van het discarden van 6, 7 en 8-jarige tongen en dat lijkt ons niet realistisch. Bij de data-invoer wordt hier nader naar gekeken.
Ook is er aandacht geschonken aan de zgn. referentiepunten (minimum paaibestand, toegestane visserijsterfte etc.). Deze benchmark zal een advies uitbrengen over aanpassing van deze referentiepunten er zijn indicaties dat de referentiepunten van Fmsy (de toegestane visserijsterfte) en Bpa (minimum bestand) voor de visserij in negatieve zin aangepast zullen worden. Wat betekent dat er in een volgende toestandsbeoordeling niet uitsluitend groene vinkjes te zien zullen zijn.
Tarbot in het Skagerrak
Er is in het Skagerrak sprake van een klein tarbotbestand, uitgaande van de aanlandingen van de afgelopen 10 jaar. Hoewel er geen aanwijzingen zijn voor overexploitatie, wordt gekeken naar de vraag of beheer nodig is, met name naar mogelijke relaties met het tarbotbestand in andere gebieden. Genetische informatie laat zien dat, net als een aantal jaren geleden met schol is gebeurd, tarbot uit het Skagerrak gelinkt kan worden aan het bestand in de Noordzee.
Langjarige informatie is verzameld en tijdens deze benchmark gepresenteerd. Daarbij viel een enorme piek op van de vangst van tarbot in dit gebied door Nederlandse kotters in de periode 1976 – 1980. Wij brachten dit in connectie met het aantal NL-kotters dat, in verband met de start van de quota-perikelen op de Noordzee, uitweek naar het Skagerrak, dat toen nog “quotumvrij” was.
Ook Denemarken liet een aanvoertoename zien en deze legde hierbij de link met verschrijvingen van Noordzee naar Skagerrak, bij Nederlandse cijfers toentertijd ook niet onmogelijk. Kijkend naar de aanvoercijfers van tarbot sinds 2015 zien we dat Denemarken 75 % voor haar rekening neemt, Nederland voert 14 % aan en Zweden 6 %, Noorwegen en Duitsland het restant.
Duidelijk is dat een goede toestandsbeoordeling, inclusief referentiepunten, nog lang niet gerealiseerd is. En wanneer er sprake zou moeten zijn van een beheer, eventueel in combinatie met de Noordzeestock van tarbot, dan is aanvullend onderzoek en een nieuwe workshop met de tarbotbiologen (in Nederland: Jurgen Batsleer) nodig. Vervolgens zullen, net als ooit bij schol is gebeurd, de managers van de lidstaten en Noorwegen moeten overleggen of dit wel gewenst is en zo ja, hoe de voorwaarden van een gezamenlijk beheer van dit bestand ingevuld moet worden.
Omdat het hier gaat om een bijvangst-bestand hebben wij grote twijfels bij het instellen van een TAC om beheer op te tuigen. Uiteraard zullen we vanuit VisNed dit proces nauwgezet blijven volgen.